Skip to content

Jacob Ekelmans, het onschuldige oorlogsslachtoffer van Nieuwaal

Aria Ekelmans

De Tweede Wereldoorlog was ook in het kleine dorpje Nieuwaal een angstige tijd. Er viel zelfs één dodelijk slachtoffer te betreuren, Jacob Ekelmans. Deze zorgzame vader van zes kinderen werd volkomen onschuldig door de SS neergeschoten. Zijn dochter Aria was toen pas 14 jaar. Ruim 70 jaar later vertelt zij het verhaal.

“Mijn vader was ’n hele goeie mens,” zegt de 85-jarige Aria van Driel-Ekelmans  “Hij zou nog geen kip kwaad doen”. Mevrouw van Driel is bij de oudere inwoners van Gameren bekend als vrouw van de fietsenmaker van het dorp. Nu woont ze in één van de aanleunwoningen bij Zorgcentrum ’t Slot. Zij herinnert zich alle gebeurtenissen van 1944 nog als de dag van gisteren.

“Mijn vader was zó bang voor de oorlog. Toen de oorlog uitbrak bracht hij me elke dag naar de huishoudschool in Zaltbommel. Hij was erg bezorgd dat me iets zou overkomen onderweg. Hij werkte voor de Nederlandse Heidemij in Kesteren en moest elke dag op en neer, bijna 80 kilometer op een oude fiets met zo’n carbid lantaarn.”

In het laatste oorlogsjaar maakten de Duitse bezetters in de Bommelerwaard jacht op mannen tussen de 18 en 40 jaar oud om hen in te zetten als arbeidskrachten. Velen van hen doken onder. Ook Jacob Ekelmans, hoewel hij met zijn 58 jaar eigenlijk veel te oud was. “Mijn vader zat eerst op een hooizolder in Kerkdriel. We zagen hem toen weken niet. In Kerkdriel werd hij opgepakt en naar Walcheren gestuurd, om aan de verdediging te werken. Toen hij weer terug kwam dook hij meteen weer onder. Nu dichtbij huis gelukkig, zodat we hem wel geregeld konden zien.”

Ook op die bloedhete 15e september van 1944 was vader Ekelmans ’s ochtends nog even bij zijn gezin, voordat hij ging werken in een boomgaard aan de Hogeweg. Hij waarschuwde de kleine Aria nog om niet de straat op te gaan. De SS troepen waren toen al regelmatig te zien in Nieuwaal. De mannen van het dorp zorgden er daarom voor dat ze elke ochtend voor dag en dauw weg waren.

“Toen de Duitsers die dag in het dorp verschenen, haastte mijn moeder zich naar de boomgaard om mijn vader te waarschuwen,” vertelt mevrouw van Driel. ” ‘Jaap, kom snel naar huis!’ riep ze over de wetering heen. Ze kon hem niet zien, maar blijkbaar had hij haar toch gehoord. Hij had zijn Manchesterse jas aangeschoten en met z’n drinkbus in de hand probeerde hij de fruitschuur uit te vluchten. Helaas liep hij regelrecht naar de Duitse soldaten, die hem zonder aarzeling neerschoten.” Jacob Ekelmans overleed ter plaatse.

Het nieuws sloeg in als een bom in het kleine dorpje. Iedereen was ervan van slag. De familie natuurlijk het meest. Mevrouw van Driel: “Mijn oudere broer Cor was ook gevlucht voor de Duitsers, naar Aalst. Hij zat daar met een paar anderen op een hek langs de dijk. Aan een Nieuwaals meisje dat langs reed vroegen ze hoe het gegaan was. Toen het meisje zei dat ze ‘Jaapke Ekelmans’ hadden neergeschoten schrok mijn broer zo hard dat hij zijn spraakvermogen in één klap kwijt was. Hij rende terug naar huis en kon twee weken lang niet meer praten. Hij zat daar maar op het hakblok, in de zon. En kon zich niet meer uiten. Het was zo triest.“

De dagen erna stond vader Ekelmans opgebaard in zijn eigen huis. Zijn dochter kan zich de details nog herinneren: “Het was verschrikkelijk, er lag een plas bloed onder de kist. Het was een snikhete september, dus het was bijna niet uit te houden in huis.”

Tot overmaat van ramp kwamen de Duitsers terug. ‘Waar is de baas’, riepen ze. “Mijn moeder liet hen de kist zien: ‘Kijk, dat hebben jullie gedaan!’ Ze wilden net weggaan toen ze gestommel hoorden op zolder. Ome Toon en ome Kees hadden zich daar verborgen. Moeder wist de Duitse soldaten gelukkig te overtuigen dat het de kat was en dus hadden mijn beide ooms geluk.”

Er brak een harde tijd aan voor het gezin Ekelmans. Broer Cor werd ook nog naar Duitsland gestuurd en dat gaf veel onrust. “Mijn moeder leed er ontzettend onder. Het mensje is voor d’r tijd oud geworden. Mijn oudste zus had het ook zwaar, ze was zwakbegaafd en telkens als ze een politieman of een postbode zag brak ze de boel af: ‘Jullie hebben m’n vader vermoord’ riep ze dan.”

“Mijn moeder moest zien rond te komen van een mager pensioentje. Na de oorlog regelde mijn broer gelukkig wel een betere uitkering. Maar wat ze m’n vader hebben aangedaan was met geen geld te betalen. Een troost was wel toen de burgemeester met het voorstel kwam om een straat naar hem te vernoemen. Daar waren we wel trots op! En tot op de dag van vandaag heet de toegangsweg tot Nieuwaal de Jacob Ekelmansstraat.”

Mevrouw van Driel vind het fijn dat haar vader niet vergeten wordt. Verder wil ze het verleden laten rusten, het is ook al allemaal zo lang geleden. “Ik ben zelfs nog een keer op vakantie in Duitsland geweest met mijn man. Maar daar schrok ik zo hard toen ik een paar Moffen naar elkaar hoorde roepen, dat ik er daarna nooit meer ben geweest. Het was net of de oorlog weer terug was.”

Interview en foto: Jan van den Berg

Back To Top